herkrijgen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herkrijg | herkreeg | heb herkregen |
jij, je, u | herkrijgt | herkreeg | hebt herkregen |
hij, zij, het | herkrijgt | herkreeg | heeft herkregen |
wij | herkrijgen | herkregen | hebben herkregen |
jullie | herkrijgen | herkregen | hebben herkregen |
zij, ze | herkrijgen | herkregen | hebben herkregen |
PresensBeta
Example presens sentences for Herkrijgen with some of the pronouns.
- Ik herkrijg mijn sleutels van de buurman.
- Jij herkrijgt je verloren bagage bij het loket.
- Hij herkrijgt zijn gestolen fiets na aangifte te hebben gedaan.
- Wij herkrijgen onze vrijheid na de lockdown.
- Zij herkrijgen hun rechtmatige eigendommen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Herkrijgen with some of the pronouns.
- Vroeger herkreeg ik vaak mijn verloren spullen niet.
- Toen ik jong was, herkreeg ik mijn vertrouwen snel na tegenslagen.
- Hij herkreeg zijn gezondheid na een langdurige ziekte.
- Wij herkregen onze jeugdherinneringen tijdens de familiereünie.
- Zij herkregen hun sociale status na jaren van hard werken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Herkrijgen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn verloren portemonnee herkregen.
- Jij hebt je gestolen mobiele telefoon herkregen dankzij de politie.
- Hij heeft zijn vertrouwen in de mensheid herkregen na een goede daad te hebben verricht.
- Wij hebben onze verloren documenten herkregen na contact met de ambassade.
- Zij hebben hun gestolen schilderij herkregen na een intensief onderzoek.