verdraaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verdraai | verdraaide | heb verdraaid |
jij, je, u | verdraait | verdraaide | hebt verdraaid |
hij, zij, het | verdraait | verdraaide | heeft verdraaid |
wij | verdraaien | verdraaiden | hebben verdraaid |
jullie | verdraaien | verdraaiden | hebben verdraaid |
zij, ze | verdraaien | verdraaiden | hebben verdraaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Verdraaien with some of the pronouns.
- Ik verdraai de waarheid niet.
- Jij verdraait de feiten altijd.
- Hij verdraait de situatie om zijn eigen voordeel te krijgen.
- Wij verdraaien nooit de betekenis van wat er gezegd wordt.
- Zij verdraaien de woorden van de spreker bewust.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verdraaien with some of the pronouns.
- Ik verdraaide vaak de waarheid toen ik jonger was.
- Jij verdraaide de feiten regelmatig tijdens het debat.
- Hij verdraaide de situatie altijd om aandacht te krijgen.
- Wij verdraaiden soms de betekenis van wat er gezegd werd.
- Zij verdraaiden herhaaldelijk de woorden van de spreker.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verdraaien with some of the pronouns.
- Ik heb de waarheid verdraaid om mezelf te beschermen.
- Jij hebt de feiten verdraaid in jouw verslag.
- Hij heeft de situatie verdraaid voordat hij zijn beslissing nam.
- Wij hebben nooit de betekenis van de boodschap verdraaid.
- Zij hebben de woorden van de spreker opzettelijk verdraaid.