sabben

Conjugations List of Sabben.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksabsabdeheb gesabd
jij, je, usabtsabdehebt gesabd
hij, zij, hetsabtsabdeheeft gesabd
wijsabbensabdenhebben gesabd
julliesabbensabdenhebben gesabd
zij, zesabbensabdenhebben gesabd

Presens
Beta

Example presens sentences for Sabben with some of the pronouns.

  • Ik sabb elke ochtend mijn tanden.
  • Jij sabbt altijd te laat naar school.
  • Hij/zij sabbt graag in zijn/haar vrije tijd.
  • Wij sabben samen naar de film vanavond.
  • Zij sabben met veel enthousiasme mee in het koor.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sabben with some of the pronouns.

  • Vroeger sabte ik altijd mijn tanden voor het slapengaan.
  • Toen jij nog op school zat, sabte je vaak te laat.
  • Hij/zij sabte vroeger regelmatig in zijn/haar vrije tijd.
  • Wij sabten elke zomer naar dezelfde vakantiebestemming.
  • Zij sabten vroeger met veel plezier mee in het koor.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sabben with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren mijn tanden gesabbt.
  • Jij bent te laat naar school gesabbt.
  • Hij/zij heeft in zijn/haar vrije tijd gesabbt.
  • Wij hebben gisteravond samen naar de film gesabt.
  • Zij hebben met veel enthousiasme mee gesabbt in het koor.