kieskauwen

Conjugations List of Kieskauwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkieskauwkieskauwdeheb gekieskauwd
jij, je, ukieskauwtkieskauwdehebt gekieskauwd
hij, zij, hetkieskauwtkieskauwdeheeft gekieskauwd
wijkieskauwenkieskauwdenhebben gekieskauwd
julliekieskauwenkieskauwdenhebben gekieskauwd
zij, zekieskauwenkieskauwdenhebben gekieskauwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kieskauwen with some of the pronouns.

  • Ik kieskauw elke ochtend op mijn kauwgom.
  • Jij kieskauwt altijd je eten grondig.
  • Hij/zij/het kieskauwt de pen al een tijdje.
  • Wij kieskauwen vaak tijdens het studeren.
  • Jullie kieskauwen jullie voedsel zorgvuldig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kieskauwen with some of the pronouns.

  • Vroeger kieskauwde ik altijd op mijn pennen.
  • Jij kieskauwde langzaam en zorgvuldig.
  • Hij/zij/het kieskauwde het stukje vlees grondig.
  • Wij kieskauwden samen in de pauze.
  • Jullie kieskauwden vroeger veel meer dan nu.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kieskauwen with some of the pronouns.

  • Ik heb vandaag al gekieskauwd.
  • Jij hebt te snel gekieskauwd.
  • Hij/zij/het heeft gisteren uitgebreid gekieskauwd.
  • Wij hebben nooit eerder zo intens gekieskauwd.
  • Jullie hebben al veel gekieskauwd deze week.