terugtrappen

Conjugations List of Terugtrappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrap terugtrapte terugheb teruggetrapt
jij, je, utrapt terugtrapte terughebt teruggetrapt
hij, zij, hettrapt terugtrapte terugheeft teruggetrapt
wijtrappen terugtrapten terughebben teruggetrapt
jullietrappen terugtrapten terughebben teruggetrapt
zij, zetrappen terugtrapten terughebben teruggetrapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugtrappen with some of the pronouns.

  • Ik trap terug naar huis.
  • Jij trapt terug in de wedstrijd.
  • Hij trapt terug op de bal.
  • Zij trapt terug naar haar oude gewoontes.
  • Wij trappen terug tegen onrecht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugtrappen with some of the pronouns.

  • Ik trapte terug naar het beginpunt.
  • Jij trapte terug op de rem.
  • Hij trapte terug in zijn oude gewoontes.
  • Zij trapten terug op hun principes.
  • Wij trapten terug naar de vorige pagina.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugtrappen with some of the pronouns.

  • Ik heb teruggeschoten in het doel.
  • Jij bent teruggetrapt naar het verleden.
  • Hij heeft teruggetrapt op zijn beslissing.
  • Zij is teruggetrapt in haar ontwikkeling.
  • Wij hebben teruggeschoten met woorden.