uitvagen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vaag uit | vaagde uit | heb uitgevaagd |
jij, je, u | vaagt uit | vaagde uit | hebt uitgevaagd |
hij, zij, het | vaagt uit | vaagde uit | heeft uitgevaagd |
wij | vagen uit | vaagden uit | hebben uitgevaagd |
jullie | vagen uit | vaagden uit | hebben uitgevaagd |
zij, ze | vagen uit | vaagden uit | hebben uitgevaagd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitvagen with some of the pronouns.
- Ik vraag uit wat er gebeurd is.
- Jij vraagt uit hoe het werkt.
- Hij/Zij vraagt uit waarom het fout ging.
- Wij vragen uit welke oplossing het beste is.
- Jullie vragen uit wanneer het klaar zal zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitvagen with some of the pronouns.
- Ik vroeg uit wat er gebeurde.
- Jij vroeg uit hoe het werkte.
- Hij/Zij vroeg uit waarom het fout ging.
- Wij vroegen uit welke oplossing het beste was.
- Jullie vroegen uit wanneer het klaar was.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitvagen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgevraagd wat er gebeurd is.
- Jij hebt uitgevraagd hoe het werkte.
- Hij/Zij heeft uitgevraagd waarom het fout ging.
- Wij hebben uitgevraagd welke oplossing het beste was.
- Jullie hebben uitgevraagd wanneer het klaar was.