afnaasten

Conjugations List of Afnaasten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknaast afnaastte afheb afgenaast
jij, je, unaast afnaastte afhebt afgenaast
hij, zij, hetnaast afnaastte afheeft afgenaast
wijnaasten afnaastten afhebben afgenaast
jullienaasten afnaastten afhebben afgenaast
zij, zenaasten afnaastten afhebben afgenaast

Presens
Beta

Example presens sentences for Afnaasten with some of the pronouns.

  • Ik afnaast
  • Jij afnaast
  • Hij/Zij/Het naast af
  • Wij jullie/zij naasten af

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afnaasten with some of the pronouns.

  • Ik naaste af
  • Jij naaste af
  • Hij/Zij/Het naaste af
  • Wij naasten af
  • Jullie naasten af
  • Zij naasten af

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afnaasten with some of the pronouns.

  • Ik heb afgenaast
  • Jij hebt afgenaast
  • Hij/Zij/Het heeft afgenaast
  • Wij hebben afgenaast
  • Jullie hebben afgenaast
  • Zij hebben afgenaast