bodemen

Conjugations List of Bodemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbodembodemdeheb gebodemd
jij, je, ubodemtbodemdehebt gebodemd
hij, zij, hetbodemtbodemdeheeft gebodemd
wijbodemenbodemdenhebben gebodemd
julliebodemenbodemdenhebben gebodemd
zij, zebodemenbodemdenhebben gebodemd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bodemen with some of the pronouns.

  • Ik bodem de tuin regelmatig.
  • Jij bodemt altijd je planten goed.
  • Hij/Zij/Het bodemt de bloempotten met zorg.
  • Wij bodemen de grond voor het zaaien.
  • Jullie bodemen de percelen gelijkmatig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bodemen with some of the pronouns.

  • Vroeger bodemde ik de tuin elke week.
  • Toen bodemde jij altijd je planten goed.
  • Hij/Zij/Het bodemde de bloempotten vroeger met zorg.
  • Wij bodemden de grond voor het zaaien in het verleden.
  • Jullie bodemden de percelen vroeger gelijkmatig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bodemen with some of the pronouns.

  • Ik heb de tuin vorige week gebodemd.
  • Jij hebt je planten al goed gebodemd.
  • Hij/Zij/Het heeft de bloempotten met zorg gebodemd.
  • Wij hebben de grond voor het zaaien gebodemd.
  • Jullie hebben de percelen gelijkmatig gebodemd.