afdorsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dors af | dorste af | heb afgedorst |
jij, je, u | dorst af | dorste af | hebt afgedorst |
hij, zij, het | dorst af | dorste af | heeft afgedorst |
wij | dorsen af | dorsten af | hebben afgedorst |
jullie | dorsen af | dorsten af | hebben afgedorst |
zij, ze | dorsen af | dorsten af | hebben afgedorst |
PresensBeta
Example presens sentences for Afdorsen with some of the pronouns.
- Ik dors afd.
- Jij dorst af.
- Hij/Zij dorst af.
- Wij dorsen af.
- Jullie dorsen af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afdorsen with some of the pronouns.
- Ik dorste af.
- Jij dorstte af.
- Hij/Zij dorstte af.
- Wij dorsten af.
- Jullie dorsten af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afdorsen with some of the pronouns.
- Ik heb afgedorst.
- Jij hebt afgedorst.
- Hij/Zij heeft afgedorst.
- Wij hebben afgedorst.
- Jullie hebben afgedorst.