pieren

Conjugations List of Pieren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpierpierdeheb gepierd
jij, je, upiertpierdehebt gepierd
hij, zij, hetpiertpierdeheeft gepierd
wijpierenpierdenhebben gepierd
julliepierenpierdenhebben gepierd
zij, zepierenpierdenhebben gepierd

Presens
Beta

Example presens sentences for Pieren with some of the pronouns.

  • Ik piero vandaag in de tuin.
  • Jij pieren elke dag op het strand.
  • Hij/Zij/Het piert graag in de modder.
  • Wij pieren samen in de speeltuin.
  • Zij pieren altijd bij de rivier.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Pieren with some of the pronouns.

  • Vroeger pierde ik vaak in de tuin.
  • Jij pierde vroeger altijd op het strand.
  • Hij/Zij/Het pierde graag in de modder.
  • Wij pierden vroeger samen in de speeltuin.
  • Zij pierden altijd bij de rivier.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Pieren with some of the pronouns.

  • Ik heb gepierd in de tuin gisteren.
  • Jij hebt elke dag op het strand gepierd.
  • Hij/Zij/Het heeft graag in de modder gepierd.
  • Wij hebben samen in de speeltuin gepierd.
  • Zij hebben altijd bij de rivier gepierd.