samenrotten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rot samen | rotte samen | heb samengerot |
jij, je, u | rot samen | rotte samen | hebt samengerot |
hij, zij, het | rot samen | rotte samen | heeft samengerot |
wij | rotten samen | rotten samen | hebben samengerot |
jullie | rotten samen | rotten samen | hebben samengerot |
zij, ze | rotten samen | rotten samen | hebben samengerot |
PresensBeta
Example presens sentences for Samenrotten with some of the pronouns.
- We rottelen samen aan het project.
- Jullie rotten samen in de hoek van de klas.
- De leerlingen rotten samen op het schoolplein.
- Ik rottel samen met mijn vrienden in het park.
- Hij/zij rotte lt samen met zijn/haar collega's tijdens de vergadering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Samenrotten with some of the pronouns.
- We rotten e vroeger altijd samen na schooltijd.
- Jullie rotten e vaak samen tijdens de lunchpauze.
- De leerlingen rotten e elke week samen tijdens de gymles.
- Ik rotten e regelmatig samen met mijn vrienden op zaterdagavond.
- Hij/zij rotten e vroeger samen met zijn/haar broers en zussen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Samenrotten with some of the pronouns.
- We hebben samen gerot t.
- Jullie hebben samen gerot t in de keuken.
- De leerlingen hebben samen op het podium gerot t.
- Ik heb samen met mijn vrienden buiten gerot t.
- Hij/zij heeft samen met zijn/haar collega's een oplossing gevonden en gerot t.