aanspeten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | speet aan | speette aan | heb aangespeet |
jij, je, u | speet aan | speette aan | hebt aangespeet |
hij, zij, het | speet aan | speette aan | heeft aangespeet |
wij | speten aan | speetten aan | hebben aangespeet |
jullie | speten aan | speetten aan | hebben aangespeet |
zij, ze | speten aan | speetten aan | hebben aangespeet |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanspeten with some of the pronouns.
- Ik speet jou aan tijdens de les.
- Jij spant mij altijd aan met je opmerkingen.
- Hij/zij spant de leerlingen aan om harder te werken.
- Wij spannen ons in voor het milieu.
- Jullie speten de taak altijd op het laatste moment aan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanspeten with some of the pronouns.
- Vroeger speet ik jou altijd aan tijdens de lessen.
- Jij spande mij regelmatig aan met je sarcastische opmerkingen.
- Hij/zij spande de leerlingen aan om meer hun best te doen.
- Wij spanden ons altijd in voor een hoger cijfer.
- Jullie speten de klus vorig jaar al aan, maar zijn nooit begonnen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanspeten with some of the pronouns.
- Ik heb jou vorige week aangespeten tijdens de les.
- Jij hebt mij vaak aangespeten met je kritiek.
- Hij/zij heeft de leerlingen aangespeten om betere resultaten te behalen.
- Wij hebben ons ingespannen voor het goede doel.
- Jullie hebben de opdracht vroegtijdig aangespeten.