prakkiseren

Conjugations List of Prakkiseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikprakkiseerprakkiseerdeheb geprakkiseerd
jij, je, uprakkiseertprakkiseerdehebt geprakkiseerd
hij, zij, hetprakkiseertprakkiseerdeheeft geprakkiseerd
wijprakkiserenprakkiseerdenhebben geprakkiseerd
jullieprakkiserenprakkiseerdenhebben geprakkiseerd
zij, zeprakkiserenprakkiseerdenhebben geprakkiseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Prakkiseren with some of the pronouns.

  • Ik prakkiseer over de juiste oplossing.
  • Jij prakkiseert veel over je toekomst.
  • Hij/Zij prakkiseert altijd lang voordat hij/zij een beslissing neemt.
  • Wij prakkiseren samen over de beste aanpak.
  • Jullie prakkiseren te veel over kleine details.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Prakkiseren with some of the pronouns.

  • Ik prakkiseerde over mijn studiekeuze toen ik jong was.
  • Jij prakkiseerde vaak over wat er fout kon gaan.
  • Hij/Zij prakkiseerde lange tijd voordat hij/zij een beslissing nam.
  • Wij prakkiseerden samen over hoe we het probleem konden oplossen.
  • Jullie prakkiseerden te veel en maakten het moeilijker dan nodig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Prakkiseren with some of the pronouns.

  • Ik heb geprakkiseerd over mijn opties en een keuze gemaakt.
  • Jij hebt lang geprakkiseerd voordat je tot een conclusie kwam.
  • Hij/Zij heeft vorige week veel geprakkiseerd over het probleem.
  • Wij hebben al genoeg geprakkiseerd; laten we actie ondernemen.
  • Jullie hebben te veel geprakkiseerd en nog geen besluit genomen.