gehengen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | geheng | gehengde | heb gehengd |
jij, je, u | gehengt | gehengde | hebt gehengd |
hij, zij, het | gehengt | gehengde | heeft gehengd |
wij | gehengen | gehengden | hebben gehengd |
jullie | gehengen | gehengden | hebben gehengd |
zij, ze | gehengen | gehengden | hebben gehengd |
PresensBeta
Example presens sentences for Gehengen with some of the pronouns.
- Ik geheng tegenwoordig regelmatig naar de sportschool.
- Jij gehengt graag in de tuin tijdens de zomermaanden.
- Hij/Zij gehengt altijd de beste plek op het strand te vinden.
- Wij gehengen vaak samen naar concerten te gaan.
- Jullie gehengen graag nieuwe gerechten uit te proberen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gehengen with some of the pronouns.
- Vroeger geheng ik elke dag naar school te lopen.
- Toen ik jong was, geheng mijn ouders me altijd voor te lezen.
- Het weer was slecht, dus we geheng binnen te blijven.
- Tijdens de vakantie geheng ik veel ijsjes te eten.
- Gisteren geheng ik met mijn vrienden naar de bioscoop te gaan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gehengen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren naar een interessante lezing gehengen.
- Jij hebt al meerdere boeken van die auteur gelezen, toch?
- Hij/Zij is vorige week naar een prachtige tentoonstelling gehengen.
- Wij hebben onze vakantieplannen al lang geleden bepaald.
- Jullie zijn nog nooit naar dat theaterstuk gehengen.