keffen

Conjugations List of Keffen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkefkefteheb gekeft
jij, je, ukeftkeftehebt gekeft
hij, zij, hetkeftkefteheeft gekeft
wijkeffenkeftenhebben gekeft
julliekeffenkeftenhebben gekeft
zij, zekeffenkeftenhebben gekeft

Presens
Beta

Example presens sentences for Keffen with some of the pronouns.

  • De hond keft luid naar de postbode.
  • Mijn buurman keft als een chihuahua.
  • Ze keffen naar elkaar over het hek.
  • De straathonden keffen de hele nacht door.
  • Wanneer ik langskom, begint de hond altijd te keffen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Keffen with some of the pronouns.

  • Vroeger kefte onze oude hond altijd naar de brievenbus.
  • Toen ik binnenkwam, begon de hond meteen te keffen.
  • Het regende zwaar en de honden bleven onophoudelijk keffen.
  • Als kind kefte ik altijd terug naar de blaffende honden op straat.
  • Elke avond keften de honden van de buren onophoudelijk.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Keffen with some of the pronouns.

  • De hond heeft gisteren flink gekeft.
  • Ik heb nog nooit zo'n harde blaf gehoord. Hij heeft echt gekeft!
  • Hebben jullie die kleine puppy al horen keffen?
  • Ze is aan het keffen geweest sinds ze in de tuin was.
  • Mijn vorige hond heeft altijd veel gekeft.