afmatten

Conjugations List of Afmatten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmat afmatte afheb afgemat
jij, je, umat afmatte afhebt afgemat
hij, zij, hetmat afmatte afheeft afgemat
wijmatten afmatten afhebben afgemat
julliematten afmatten afhebben afgemat
zij, zematten afmatten afhebben afgemat

Presens

Example presens sentences for Afmatten with some of the pronouns.

  • Ik matten hem af tijdens de gymles.
  • Jij mat jezelf af met die zware training.
  • Hij/Zij matte haar vriendin af tijdens de wedstrijd.
  • Wij matten onszelf af in de sportschool.
  • Jullie matten de tegenstander af met jullie tactiek.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afmatten with some of the pronouns.

  • Ik mat hem af tijdens de gymles.
  • Jij mat jezelf af met die zware training.
  • Hij/Zij mat haar vriendin af tijdens de wedstrijd.
  • Wij maten onszelf af in de sportschool.
  • Jullie maten de tegenstander af met jullie tactiek.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afmatten with some of the pronouns.

  • Ik heb hem afgemat tijdens de gymles.
  • Jij hebt jezelf afgemat met die zware training.
  • Hij/Zij heeft haar vriendin afgemat tijdens de wedstrijd.
  • Wij hebben onszelf afgemat in de sportschool.
  • Jullie hebben de tegenstander afgemat met jullie tactiek.