bevliegen

Conjugations List of Bevliegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbevliegbevloogheb bevlogen
jij, je, ubevliegtbevlooghebt bevlogen
hij, zij, hetbevliegtbevloogheeft bevlogen
wijbevliegenbevlogenhebben bevlogen
julliebevliegenbevlogenhebben bevlogen
zij, zebevliegenbevlogenhebben bevlogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Bevliegen with some of the pronouns.

  • Ik bevl ieg vandaag de stad met mijn fiets.
  • Jij bevl ieg t altijd in het weekend naar de kust.
  • Hij/Zij bevl ieg t regelmatig nieuwe bestemmingen.
  • Wij bevl ieg en deze zomer verschillende landen in Europa.
  • Jullie bevl ieg en het liefst de bergen tijdens de wintersport.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bevliegen with some of the pronouns.

  • Ik bevl oogde vroeger vaak met mijn drone.
  • Jij bevl oogde regelmatig over het platteland.
  • Hij/Zij bevl oogde graag boven de bossen.
  • Wij bevl oogden vaak samen met een groep vrienden.
  • Jullie bevl oogden altijd met veel enthousiasme.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bevliegen with some of the pronouns.

  • Ik ben vandaag de stad bevlogen met mijn fiets.
  • Jij bent altijd in het weekend naar de kust bevlogen.
  • Hij/Zij is regelmatig nieuwe bestemmingen bevlogen.
  • Wij zijn deze zomer verschillende landen in Europa bevlogen.
  • Jullie zijn het liefst de bergen bevlogen tijdens de wintersport.