tegenhouden

Conjugations List of Tegenhouden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhou tegenhield tegenheb tegengehouden
jij, je, uhoudt tegenhield tegenhebt tegengehouden
hij, zij, hethoudt tegenhield tegenheeft tegengehouden
wijhouden tegenhielden tegenhebben tegengehouden
julliehouden tegenhielden tegenhebben tegengehouden
zij, zehouden tegenhielden tegenhebben tegengehouden

Presens
Beta

Example presens sentences for Tegenhouden with some of the pronouns.

  • Ik houd de bal tegen.
  • Hij houdt me tegen om te vertrekken.
  • Wij houden de dief tegen.
  • Jullie houden de vergadering tegen.
  • De politie houdt het verkeer tegen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tegenhouden with some of the pronouns.

  • Ik hield de bal tegen.
  • Hij hield me tegen om te vertrekken.
  • Wij hielden de dief tegen.
  • Jullie hielden de vergadering tegen.
  • De politie hield het verkeer tegen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tegenhouden with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal tegengehouden.
  • Hij heeft me tegengehouden om te vertrekken.
  • Wij hebben de dief tegengehouden.
  • Jullie hebben de vergadering tegengehouden.
  • De politie heeft het verkeer tegengehouden.