toezeggen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zeg toe | zegde toe;zei toe | heb toegezegd |
jij, je, u | zegt toe | zegde toe;zei toe | hebt toegezegd |
hij, zij, het | zegt toe | zegde toe;zei toe | heeft toegezegd |
wij | zeggen toe | zegden toe;zeiden toe | hebben toegezegd |
jullie | zeggen toe | zegden toe;zeiden toe | hebben toegezegd |
zij, ze | zeggen toe | zegden toe;zeiden toe | hebben toegezegd |
PresensBeta
Example presens sentences for Toezeggen with some of the pronouns.
- Ik zeg toe om je te helpen.
- Hij zegt toe om deel te nemen aan het evenement.
- Wij zeggen toe om ons best te doen.
- Jullie zeggen toe om op tijd te komen.
- Zij zeggen toe om hun steun te verlenen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toezeggen with some of the pronouns.
- Ik zei toe om je te helpen.
- Hij zei toe om deel te nemen aan het evenement.
- Wij zeiden toe om ons best te doen.
- Jullie zeiden toe om op tijd te komen.
- Zij zeiden toe om hun steun te verlenen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toezeggen with some of the pronouns.
- Ik heb toegezegd om je te helpen.
- Hij heeft toegezegd om deel te nemen aan het evenement.
- Wij hebben toegezegd om ons best te doen.
- Jullie hebben toegezegd om op tijd te komen.
- Zij hebben toegezegd om hun steun te verlenen.