achteropkomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kom achterop | kwam achterop | heb achteropgekomen |
jij, je, u | komt achterop | kwam achterop | hebt achteropgekomen |
hij, zij, het | komt achterop | kwam achterop | heeft achteropgekomen |
wij | komen achterop | kwamen achterop | hebben achteropgekomen |
jullie | komen achterop | kwamen achterop | hebben achteropgekomen |
zij, ze | komen achterop | kwamen achterop | hebben achteropgekomen |
PresensBeta
Example presens sentences for Achteropkomen with some of the pronouns.
- Ik kom achterop in de les.
- Jij komt achterop tijdens het fietsen.
- Hij/zij komt altijd achterop met betalen.
- Wij komen regelmatig achterop met onze taken.
- Jullie komen vaak achterop bij het spel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Achteropkomen with some of the pronouns.
- Ik kwam achterop toen ik de groep verloor.
- Jij kwam altijd achterop tijdens de gymles.
- Hij/zij kwam vroeger vaak achterop met leren.
- Wij kwamen regelmatig achterop met het afmaken van projecten.
- Jullie kwamen soms achterop tijdens de fietstocht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Achteropkomen with some of the pronouns.
- Ik ben achteropgekomen in de wedstrijd.
- Jij bent vorige week achteropgekomen met je huiswerk.
- Hij/zij is gisteren achteropgekomen tijdens de vergadering.
- Wij zijn al eerder achteropgekomen met dit probleem.
- Jullie zijn recentelijk achteropgekomen met de planning.