bijwerken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | werk bij | werkte bij | heb bijgewerkt |
jij, je, u | werkt bij | werkte bij | hebt bijgewerkt |
hij, zij, het | werkt bij | werkte bij | heeft bijgewerkt |
wij | werken bij | werkten bij | hebben bijgewerkt |
jullie | werken bij | werkten bij | hebben bijgewerkt |
zij, ze | werken bij | werkten bij | hebben bijgewerkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijwerken with some of the pronouns.
- Ik werk mijn agenda bij.
- Hij werkt zijn computerprogramma bij.
- Zij werken de presentatie bij.
- We werken de website bij.
- Jullie werken de gegevens bij.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijwerken with some of the pronouns.
- Ik werkte mijn agenda bij.
- Hij werkte zijn computerprogramma bij.
- Zij werkten de presentatie bij.
- We werkten de website bij.
- Jullie werkten de gegevens bij.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijwerken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn agenda bijgewerkt.
- Hij heeft zijn computerprogramma bijgewerkt.
- Zij hebben de presentatie bijgewerkt.
- We hebben de website bijgewerkt.
- Jullie hebben de gegevens bijgewerkt.