mathematiseren

Conjugations List of Mathematiseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmathematiseermathematiseerdeheb gemathematiseerd
jij, je, umathematiseertmathematiseerdehebt gemathematiseerd
hij, zij, hetmathematiseertmathematiseerdeheeft gemathematiseerd
wijmathematiserenmathematiseerdenhebben gemathematiseerd
julliemathematiserenmathematiseerdenhebben gemathematiseerd
zij, zemathematiserenmathematiseerdenhebben gemathematiseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Mathematiseren with some of the pronouns.

  • Ik mathematiseer de probleemstelling.
  • Jij mathematiseert de gegevens.
  • Hij/Zij mathematiseert de formule.
  • Wij mathematiseren de berekeningen.
  • Jullie mathematiseren de resultaten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Mathematiseren with some of the pronouns.

  • Ik mathematiseerde de complexe vraagstukken.
  • Jij mathematiseerde de meetgegevens voor de grafiek.
  • Hij/Zij mathematiseerde de statistische gegevens voor het onderzoek.
  • Wij mathematiseerden de wiskundige modellen voor de simulatie.
  • Jullie mathematiseerden de data voor de conclusies.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Mathematiseren with some of the pronouns.

  • Ik heb gemathematiseerd om het probleem op te lossen.
  • Jij hebt de gegevens gemathematiseerd voor de analyse.
  • Hij/Zij heeft de formule gemathematiseerd om het model te verbeteren.
  • Wij hebben de berekeningen gemathematiseerd voor de presentatie.
  • Jullie hebben de resultaten gemathematiseerd en geïnterpreteerd.