tamponneren

Conjugations List of Tamponneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktamponneertamponneerdeheb getamponneerd
jij, je, utamponneerttamponneerdehebt getamponneerd
hij, zij, hettamponneerttamponneerdeheeft getamponneerd
wijtamponnerentamponneerdenhebben getamponneerd
jullietamponnerentamponneerdenhebben getamponneerd
zij, zetamponnerentamponneerdenhebben getamponneerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Tamponneren with some of the pronouns.

  • Ik tamponneer de vlek met een doek.
  • Jij tamponneert de verf op het canvas.
  • Hij tamponneert de wond met een gaasje.
  • Zij tamponneert de make-up op haar gezicht.
  • Wij tamponneren de tafel met een placemat.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tamponneren with some of the pronouns.

  • Ik tamponneerde de vlek met een doek.
  • Jij tamponneerde de verf op het canvas.
  • Hij tamponneerde de wond met een gaasje.
  • Zij tamponneerde de make-up op haar gezicht.
  • Wij tamponneerden de tafel met een placemat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tamponneren with some of the pronouns.

  • Ik heb de vlek getamponneerd met een doek.
  • Jij hebt de verf op het canvas getamponneerd.
  • Hij heeft de wond met een gaasje getamponneerd.
  • Zij heeft de make-up op haar gezicht getamponneerd.
  • Wij hebben de tafel met een placemat getamponneerd.