kalibreren

Conjugations List of Kalibreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkalibreerkalibreerdeheb gekalibreerd
jij, je, ukalibreertkalibreerdehebt gekalibreerd
hij, zij, hetkalibreertkalibreerdeheeft gekalibreerd
wijkalibrerenkalibreerdenhebben gekalibreerd
julliekalibrerenkalibreerdenhebben gekalibreerd
zij, zekalibrerenkalibreerdenhebben gekalibreerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Kalibreren with some of the pronouns.

  • Ik kalibreer het meetinstrument regelmatig.
  • Jij kalibreert de weegschaal nauwkeurig.
  • Hij/Zij/Het kalibreert de apparatuur volgens de specificaties.
  • Wij kalibreren de sensoren voor elke meting.
  • Jullie kalibreren de instrumenten zorgvuldig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kalibreren with some of the pronouns.

  • Vroeger kalibreerde ik het meetinstrument met de hand.
  • Toen jij nog hier werkte, kalibreerde je de weegschaal altijd zelf.
  • In die tijd kalibreerde hij/zij/het de apparatuur op eigen initiatief.
  • Wij kalibreerden de sensoren regelmatig om nauwkeurige metingen te garanderen.
  • Vroeger kalibreerden jullie de instrumenten niet zo grondig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kalibreren with some of the pronouns.

  • Ik heb het meetinstrument vorige week gekalibreerd.
  • Jij hebt de weegschaal netjes gekalibreerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de apparatuur onlangs gekalibreerd.
  • Wij hebben de sensoren al meerdere keren gekalibreerd.
  • Jullie hebben de instrumenten professioneel gekalibreerd.