afsnipperen

Conjugations List of Afsnipperen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksnipper afsnipperde afheb afgesnipperd
jij, je, usnippert afsnipperde afhebt afgesnipperd
hij, zij, hetsnippert afsnipperde afheeft afgesnipperd
wijsnipperen afsnipperden afhebben afgesnipperd
julliesnipperen afsnipperden afhebben afgesnipperd
zij, zesnipperen afsnipperden afhebben afgesnipperd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afsnipperen with some of the pronouns.

  • Ik snipper af tijdens het koken.
  • Jij snippert af na het lezen van een boek.
  • Hij snippert af terwijl hij naar muziek luistert.
  • Wij snipperen af om te ontspannen.
  • Zij snipperen af tijdens het tv-kijken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afsnipperen with some of the pronouns.

  • Ik sneed af toen de telefoon rinkelde.
  • Jij sneed af terwijl je aan het werk was.
  • Hij sneed af tijdens de vergadering.
  • Wij sneden af na het bezoek aan het museum.
  • Zij sneden af voordat het begon te regenen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afsnipperen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgesnipperd voordat ik naar bed ging.
  • Jij hebt afgesnipperd nadat je de taak had voltooid.
  • Hij heeft afgesnipperd sinds hij terugkwam van vakantie.
  • Wij hebben afgesnipperd na het eten van de lunch.
  • Zij hebben afgesnipperd voordat ze naar het feest gingen.