verzakelijken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verzakelijk | verzakelijkte | ben verzakelijkt |
jij, je, u | verzakelijkt | verzakelijkte | bent verzakelijkt |
hij, zij, het | verzakelijkt | verzakelijkte | is verzakelijkt |
wij | verzakelijken | verzakelijkten | zijn verzakelijkt |
jullie | verzakelijken | verzakelijkten | zijn verzakelijkt |
zij, ze | verzakelijken | verzakelijkten | zijn verzakelijkt |
Presens
Example presens sentences for Verzakelijken with some of the pronouns.
- Ik verzakelijk de financiële processen binnen het bedrijf.
- Jij verzakelijkt de communicatiestrategieën van onze organisatie.
- Hij verzakelijkt de onderhandelingen met de leveranciers.
- Wij verzakelijken de samenwerking met externe partners.
- Zij verzakelijken de marketingcampagnes voor het nieuwe product.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verzakelijken with some of the pronouns.
- Ik verzakelijkte vroeger de financiële processen binnen het bedrijf.
- Jij verzakelijkte vroeger de communicatiestrategieën van onze organisatie.
- Hij verzakelijkte vroeger de onderhandelingen met de leveranciers.
- Wij verzakelijkten vroeger de samenwerking met externe partners.
- Zij verzakelijkten vroeger de marketingcampagnes voor het nieuwe product.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verzakelijken with some of the pronouns.
- Ik heb de financiële processen binnen het bedrijf verzakelijkt.
- Jij hebt de communicatiestrategieën van onze organisatie verzakelijkt.
- Hij heeft de onderhandelingen met de leveranciers verzakelijkt.
- Wij hebben de samenwerking met externe partners verzakelijkt.
- Zij hebben de marketingcampagnes voor het nieuwe product verzakelijkt.