voorsorteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sorteer voor | sorteerde voor | heb voorgesorteerd |
jij, je, u | sorteert voor | sorteerde voor | hebt voorgesorteerd |
hij, zij, het | sorteert voor | sorteerde voor | heeft voorgesorteerd |
wij | sorteren voor | sorteerden voor | hebben voorgesorteerd |
jullie | sorteren voor | sorteerden voor | hebben voorgesorteerd |
zij, ze | sorteren voor | sorteerden voor | hebben voorgesorteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Voorsorteren with some of the pronouns.
- Ik voorsorteer altijd mijn wasgoed voordat ik het in de machine doe.
- Jij voorsorteert de post voordat je het in de juiste vakjes legt.
- Hij voorsorteert zijn afval om te recyclen.
- Wij voorsorteren de documenten voordat we ze archiveren.
- Zij voorsorteren de groenten voordat ze naar de markt gaan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voorsorteren with some of the pronouns.
- Vroeger voorsorteerde ik mijn papieren voordat ik ze in mappen deed.
- Toen ik jong was, voorsorteerde jij je Lego-stenen voordat je begon met bouwen.
- Hij voorsorteerde altijd zijn gereedschap voordat hij aan een klus begon.
- Wij voorsorteerden het bestek voordat we de tafel dekten.
- In die tijd voorsorteerden zij de post op postcode voordat ze het gingen bezorgen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voorsorteren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn kledingstukken voorgesorteerd voordat ik ze in de kast hing.
- Jij hebt de bestanden voorgesorteerd voordat je ze op de harde schijf zette.
- Hij heeft zijn verzameling munten voorgesorteerd op basis van land en jaartal.
- Wij hebben de boeken voorgesorteerd op genre voordat we ze in de bibliotheek plaatsten.
- Zij hebben de ingrediƫnten voorgesorteerd voor het bakken van de taart.