aansmijten

Conjugations List of Aansmijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksmijt aansmeet aanheb aangesmeten
jij, je, usmijt aansmeet aanhebt aangesmeten
hij, zij, hetsmijt aansmeet aanheeft aangesmeten
wijsmijten aansmeten aanhebben aangesmeten
julliesmijten aansmeten aanhebben aangesmeten
zij, zesmijten aansmeten aanhebben aangesmeten

Presens

Example presens sentences for Aansmijten with some of the pronouns.

  • Ik smijt de bal ver weg.
  • Jij smijt je afval in de prullenbak.
  • Hij smijt met geld als hij blij is.
  • Zij smijten de deur dicht en rennen weg.
  • Wij smijten de stenen in het water.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Aansmijten with some of the pronouns.

  • Ik smeet de bal ver weg.
  • Jij smeet je afval in de prullenbak.
  • Hij smeet met geld toen hij blij was.
  • Zij smeten de deur dicht en renden weg.
  • Wij smeten de stenen in het water.

Perfectum

Example perfectum sentences for Aansmijten with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal ver weggesmeten.
  • Jij hebt je afval in de prullenbak gesmeten.
  • Hij heeft met geld gesmeten toen hij blij was.
  • Zij hebben de deur dichtgesmeten en zijn weggerend.
  • Wij hebben de stenen in het water gesmeten.