kicken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kick | kickte | heb gekickt |
jij, je, u | kickt | kickte | hebt gekickt |
hij, zij, het | kickt | kickte | heeft gekickt |
wij | kicken | kickten | hebben gekickt |
jullie | kicken | kickten | hebben gekickt |
zij, ze | kicken | kickten | hebben gekickt |
PresensBeta
Example presens sentences for Kicken with some of the pronouns.
- Ik kick op hardlopen in de ochtend.
- Jij kickt op spannende films.
- Hij kickt op nieuwe muziek.
- Zij kicken op avontuurlijke reizen.
- Wij kicken op lekker eten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kicken with some of the pronouns.
- Ik kickte vroeger altijd op videogames.
- Jij kickte op dansen toen je jong was.
- Hij kickte op surfen in zijn tienerjaren.
- Zij kickten op lange wandelingen in de natuur.
- Wij kickten op kamperen in het bos.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kicken with some of the pronouns.
- Ik heb gekickt tijdens het concert gisteravond.
- Jij hebt op die achtbaan gekickt.
- Hij heeft enorm gekickt op zijn vakantie naar Bali.
- Zij hebben gekicked tijdens de voetbalwedstrijd.
- Wij hebben echt gekickt van de zonsondergang.