chanteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | chanteer | chanteerde | heb gechanteerd |
jij, je, u | chanteert | chanteerde | hebt gechanteerd |
hij, zij, het | chanteert | chanteerde | heeft gechanteerd |
wij | chanteren | chanteerden | hebben gechanteerd |
jullie | chanteren | chanteerden | hebben gechanteerd |
zij, ze | chanteren | chanteerden | hebben gechanteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Chanteren with some of the pronouns.
- Ik chanteer de verdachte om informatie te verkrijgen.
- Jij chantreert je vrienden voor geld.
- Hij/Zij chanteert zijn/haar baas met gevoelige informatie.
- Wij chanteren de politicus om onze eisen ingewilligd te krijgen.
- Jullie chanteren de getuige om zijn verklaring te wijzigen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Chanteren with some of the pronouns.
- Ik chanteerde de verdachte om informatie te verkrijgen.
- Jij chanteerde je vrienden voor geld.
- Hij/Zij chanteerde zijn/haar baas met gevoelige informatie.
- Wij chanteerden de politicus om onze eisen ingewilligd te krijgen.
- Jullie chanteerden de getuige om zijn verklaring te wijzigen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Chanteren with some of the pronouns.
- Ik heb de verdachte gechanteerd om informatie te verkrijgen.
- Jij hebt je vrienden gechantreerd voor geld.
- Hij/Zij heeft zijn/haar baas gechanteerd met gevoelige informatie.
- Wij hebben de politicus gechanteerd om onze eisen ingewilligd te krijgen.
- Jullie hebben de getuige gechanteerd om zijn verklaring te wijzigen.