shotten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | shot | shotte | heb geshot |
jij, je, u | shot | shotte | hebt geshot |
hij, zij, het | shot | shotte | heeft geshot |
wij | shotten | shotten | hebben geshot |
jullie | shotten | shotten | hebben geshot |
zij, ze | shotten | shotten | hebben geshot |
PresensBeta
Example presens sentences for Shotten with some of the pronouns.
- Ik schiet de bal.
- Jij schiet de bal.
- Hij schiet de bal.
- Wij schieten de bal.
- Zij schieten de bal.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Shotten with some of the pronouns.
- Ik schoot de bal.
- Jij schoot de bal.
- Hij schoot de bal.
- Wij schoten de bal.
- Zij schoten de bal.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Shotten with some of the pronouns.
- Ik heb geschoten.
- Jij hebt geschoten.
- Hij heeft geschoten.
- Wij hebben geschoten.
- Zij hebben geschoten.