overhoopgooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gooi overhoop | gooide overhoop | heb overhoopgegooid |
jij, je, u | gooit overhoop | gooide overhoop | hebt overhoopgegooid |
hij, zij, het | gooit overhoop | gooide overhoop | heeft overhoopgegooid |
wij | gooien overhoop | gooiden overhoop | hebben overhoopgegooid |
jullie | gooien overhoop | gooiden overhoop | hebben overhoopgegooid |
zij, ze | gooien overhoop | gooiden overhoop | hebben overhoopgegooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Overhoopgooien with some of the pronouns.
- Ik gooi mijn planning overhoop.
- Jij gooit je leven overhoop.
- Hij gooit zijn kamer overhoop.
- Zij gooit haar agenda overhoop.
- Wij gooien onze plannen overhoop.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overhoopgooien with some of the pronouns.
- Ik gooide mijn planning overhoop.
- Jij gooide je leven overhoop.
- Hij gooide zijn kamer overhoop.
- Zij gooide haar agenda overhoop.
- Wij gooiden onze plannen overhoop.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overhoopgooien with some of the pronouns.
- Ik heb mijn schema overhoop gegooid.
- Jij hebt je leven overhoop gegooid.
- Hij heeft zijn kamer overhoop gegooid.
- Zij heeft haar agenda overhoop gegooid.
- Wij hebben onze plannen overhoop gegooid.