verrimpelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verrimpel | verrimpelde | heb verrimpeld |
jij, je, u | verrimpelt | verrimpelde | hebt verrimpeld |
hij, zij, het | verrimpelt | verrimpelde | heeft verrimpeld |
wij | verrimpelen | verrimpelden | hebben verrimpeld |
jullie | verrimpelen | verrimpelden | hebben verrimpeld |
zij, ze | verrimpelen | verrimpelden | hebben verrimpeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Verrimpelen with some of the pronouns.
- Ik verrimpel mijn voorhoofd als ik nadenk.
- Jij verrimpelt je handen in het water.
- Hij verrimpelt de papieren tot kleine bolletjes.
- Zij verrimpelen hun neus bij de vieze geur.
- Wij verrimpelen de oude kleren voordat we ze weggooien.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verrimpelen with some of the pronouns.
- Ik verrempelde mijn voorhoofd terwijl ik nadacht.
- Jij verrempelde je handen in het water.
- Hij verrempelde de papieren tot kleine bolletjes.
- Zij verrempelden hun neus bij de vieze geur.
- Wij verrempelden de oude kleren voordat we ze weggooide.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verrimpelen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn voorhoofd verrimpeld toen ik nadacht.
- Jij hebt je handen verrimpeld in het water.
- Hij heeft de papieren tot kleine bolletjes verrempeld.
- Zij hebben hun neus verrempeld bij de vieze geur.
- Wij hebben de oude kleren verrempeld voordat we ze weggooiden.