morrelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | morrel | morrelde | heb gemorreld |
jij, je, u | morrelt | morrelde | hebt gemorreld |
hij, zij, het | morrelt | morrelde | heeft gemorreld |
wij | morrelen | morrelden | hebben gemorreld |
jullie | morrelen | morrelden | hebben gemorreld |
zij, ze | morrelen | morrelden | hebben gemorreld |
PresensBeta
Example presens sentences for Morrelen with some of the pronouns.
- Ik morrel aan de sloten om te controleren of ze goed werken.
- Jij morrelt vaak aan je haar als je nerveus bent.
- Hij morrelt aan zijn eten zonder echt honger te hebben.
- Wij morrelen aan het ontwerp van de website om het gebruiksvriendelijker te maken.
- Zij morrelen aan de regels om meer flexibiliteit te creëren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Morrelen with some of the pronouns.
- Vroeger morrelde ik altijd aan mijn broertjes speelgoed zonder dat hij het wist.
- Toen we jong waren, morrelden we vaak aan de knoppen van de radio.
- Hij morrelde aan de grendel van de deur terwijl iedereen sliep.
- Tijdens de vergadering morrelden wij aan de randen van onze notitieblokken uit verveling.
- Elke avond morrelden zij aan de instellingen van de televisie om het beeld te optimaliseren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Morrelen with some of the pronouns.
- Ik heb gemorreld aan de elektrische bedrading en nu werkt alles weer.
- Jij hebt al een tijdje niet aan de situatie gemorreld, maar misschien moet je dat weer doen.
- Hij heeft onlangs aan zijn presentatie gemorreld om wat verbeteringen aan te brengen.
- Wij hebben aan het recept gemorreld zodat het beter bij onze smaak past.
- Zij hebben aan de planning gemorreld om meer tijd vrij te maken voor ontspanning.