aanvlotten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vlot aan | vlotte aan | heb aangevlot |
jij, je, u | vlot aan | vlotte aan | hebt aangevlot |
hij, zij, het | vlot aan | vlotte aan | heeft aangevlot |
wij | vlotten aan | vlotten aan | hebben aangevlot |
jullie | vlotten aan | vlotten aan | hebben aangevlot |
zij, ze | vlotten aan | vlotten aan | hebben aangevlot |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanvlotten with some of the pronouns.
- Ik vlot aan tijdens de training.
- Jij vlot aan op het feest.
- Hij/Zij vlot aan met zijn/haar werk.
- Wij vloten aan bij de vergadering.
- Jullie vloten aan in de file.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanvlotten with some of the pronouns.
- Ik vlootte aan tijdens de training.
- Jij vlootte aan op het feest.
- Hij/Zij vlootte aan met zijn/haar werk.
- Wij vloten aan bij de vergadering.
- Jullie vloten aan in de file.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanvlotten with some of the pronouns.
- Ik ben aangevlot tijdens de training.
- Jij bent aangevlot op het feest.
- Hij/Zij is aangevlot met zijn/haar werk.
- Wij zijn aangevloten bij de vergadering.
- Jullie zijn aangevloten in de file.