druiloren

Conjugations List of Druiloren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdruiloordruiloordeheb gedruiloord
jij, je, udruiloortdruiloordehebt gedruiloord
hij, zij, hetdruiloortdruiloordeheeft gedruiloord
wijdruilorendruiloordenhebben gedruiloord
julliedruilorendruiloordenhebben gedruiloord
zij, zedruilorendruiloordenhebben gedruiloord

Presens

Example presens sentences for Druiloren with some of the pronouns.

  • Ik druiloor vandaag door de regen.
  • Jij druilooit altijd tijdens saaie vergaderingen.
  • Hij/Zij druiloort vaak over zijn/haar problemen.
  • Wij druiloeren graag op luie zondagen.
  • Jullie druilooren soms over kleine dingen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Druiloren with some of the pronouns.

  • Ik druiloorden vroeger veel meer dan nu.
  • Jij druiloorde altijd als je je verveelde.
  • Hij/Zij druiloordelde vaak over het weer.
  • Wij druiloorden regelmatig tijdens de les.
  • Jullie druiloorden stiekem achter de rug van de leraar.

Perfectum

Example perfectum sentences for Druiloren with some of the pronouns.

  • Ik heb gedruiloord tijdens mijn vakantie.
  • Jij bent druiloorend weggelopen uit de vergadering.
  • Hij/Zij heeft veel gedruiloord in zijn/haar leven.
  • Wij zijn druiloorend naar het park gegaan.
  • Jullie hebben lang gedruiloord over de beslissing.