jongen

Conjugations List of Jongen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikjongjongdeheb gejongd
jij, je, ujongtjongdehebt gejongd
hij, zij, hetjongtjongdeheeft gejongd
wijjongenjongdenhebben gejongd
julliejongenjongdenhebben gejongd
zij, zejongenjongdenhebben gejongd

Presens
Beta

Example presens sentences for Jongen with some of the pronouns.

  • De jongen speelt in het park.
  • De jongen loopt naar school.
  • De jongen eet een appel.
  • De jongen leest een boek.
  • De jongen zingt een liedje.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Jongen with some of the pronouns.

  • Vroeger speelde de jongen altijd in het park.
  • De jongen liep vroeger naar school.
  • De jongen at vroeger vaak appels.
  • De jongen las vroeger veel boeken.
  • De jongen zong vroeger graag liedjes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Jongen with some of the pronouns.

  • De jongen heeft in het park gespeeld.
  • De jongen is naar school gelopen.
  • De jongen heeft een appel gegeten.
  • De jongen heeft een boek gelezen.
  • De jongen heeft een liedje gezongen.