inwegen

Conjugations List of Inwegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikweeg inwoog inheb ingewogen
jij, je, uweegt inwoog inhebt ingewogen
hij, zij, hetweegt inwoog inheeft ingewogen
wijwegen inwogen inhebben ingewogen
julliewegen inwogen inhebben ingewogen
zij, zewegen inwogen inhebben ingewogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Inwegen with some of the pronouns.

  • Ik weeg de ingrediënten in voor het recept.
  • Jij weegt de pakketten in voor verzending.
  • Hij weegt de groenten in de supermarkt.
  • Zij weegt de boeken in de bibliotheek.
  • Wij wegen de bagage in voor onze reis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inwegen with some of the pronouns.

  • Ik woog de ingrediënten in voor het recept.
  • Jij woog de pakketten in voor verzending.
  • Hij woog de groenten in de supermarkt.
  • Zij woog de boeken in de bibliotheek.
  • Wij wogen de bagage in voor onze reis.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inwegen with some of the pronouns.

  • Ik heb de ingrediënten ingewogen voor het recept.
  • Jij hebt de pakketten ingewogen voor verzending.
  • Hij heeft de groenten ingewogen in de supermarkt.
  • Zij heeft de boeken ingewogen in de bibliotheek.
  • Wij hebben de bagage ingewogen voor onze reis.