bulten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bult | bultte | heb gebult |
jij, je, u | bult | bultte | hebt gebult |
hij, zij, het | bult | bultte | heeft gebult |
wij | bulten | bultten | hebben gebult |
jullie | bulten | bultten | hebben gebult |
zij, ze | bulten | bultten | hebben gebult |
PresensBeta
Example presens sentences for Bulten with some of the pronouns.
- Ik bult nu regelmatig tijdens het sporten.
- Jij bult altijd als je valt.
- Hij/Zij bulkt van de energie na een goede nachtrust.
- Wij bulken van het geld na de loterijwinst.
- Zij bulden van het lachen om de grap.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bulten with some of the pronouns.
- Ik buldde altijd wanneer ik ziek was als kind.
- Jij bullye vroeger vaak andere kinderen op school.
- Hij/Zij bulde elke dag na schooltijd in zijn/haar kamer.
- Wij bulden regelmatig tijdens onze vakanties op het strand.
- Zij bulden veel tijdens de theatervoorstelling.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bulten with some of the pronouns.
- Ik heb gebuild nadat ik mijn teen stootte.
- Jij hebt al vaak gebuild tijdens het fietsen.
- Hij/Zij heeft tegen de tafel gebuild en zijn hoofd gestoten.
- Wij hebben gebuild toen we het slechte nieuws hoorden.
- Zij hebben hard gebuild na het verlies van hun huisdier.