afsluipen

Conjugations List of Afsluipen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksluip afsloop afben afgeslopen
jij, je, usluipt afsloop afbent afgeslopen
hij, zij, hetsluipt afsloop afis afgeslopen
wijsluipen afslopen afzijn afgeslopen
julliesluipen afslopen afzijn afgeslopen
zij, zesluipen afslopen afzijn afgeslopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Afsluipen with some of the pronouns.

  • Ik sluip af naar de keuken.
  • Jij sluipt stiekem weg.
  • Hij/zij/het sluipt onopgemerkt naar buiten.
  • Wij sluipen door het donker.
  • Jullie sluipen geruisloos langs de muur.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afsluipen with some of the pronouns.

  • Ik sloop stiekem weg.
  • Jij sloop onopgemerkt af.
  • Hij/zij/het sloop geruisloos weg.
  • Wij slopen voorzichtig naar buiten.
  • Jullie slopen ongemerkt door de gang.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afsluipen with some of the pronouns.

  • Ik ben stilletjes weggeslopen.
  • Jij bent ongemerkt afgeslopen.
  • Hij/zij/het is heimelijk weggelopen.
  • Wij zijn onopvallend langsgeglipt.
  • Jullie zijn onzichtbaar weggeslopen.