forenzen

Conjugations List of Forenzen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikforensforensdeheb geforensd
jij, je, uforenstforensdehebt geforensd
hij, zij, hetforenstforensdeheeft geforensd
wijforenzenforensdenhebben geforensd
jullieforenzenforensdenhebben geforensd
zij, zeforenzenforensdenhebben geforensd

Presens
Beta

Example presens sentences for Forenzen with some of the pronouns.

  • Ik forens elke dag naar mijn werk.
  • Jij forenst regelmatig met de trein.
  • Hij/Zij/Het forenst vaak met de fiets naar school.
  • Wij forensen samen naar het kantoor.
  • Zij forensen al jaren met de bus.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Forenzen with some of the pronouns.

  • Vroeger forensde ik altijd met de auto.
  • Toen ik jonger was, forensden we met de trein.
  • Het weer was slecht, dus forensden ze niet met de fiets.
  • Elke ochtend forensden we in de file.
  • In die tijd forensden de meeste mensen met de bus.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Forenzen with some of the pronouns.

  • Ik ben naar mijn werk geforensd.
  • Jij hebt regelmatig met de trein geforensd.
  • Hij/Zij/Het is vaak met de fiets naar school geforensd.
  • Wij hebben samen naar het kantoor geforensd.
  • Zij hebben al jaren met de bus geforensd.