sjaukelen

Conjugations List of Sjaukelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksjaukelsjaukeldeheb gesjaukeld
jij, je, usjaukeltsjaukeldehebt gesjaukeld
hij, zij, hetsjaukeltsjaukeldeheeft gesjaukeld
wijsjaukelensjaukeldenhebben gesjaukeld
julliesjaukelensjaukeldenhebben gesjaukeld
zij, zesjaukelensjaukeldenhebben gesjaukeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Sjaukelen with some of the pronouns.

  • Ik sjaukel naar de supermarkt.
  • Jij sjaukelt graag in de tuin.
  • Hij sjaukelt met zijn vrienden in het park.
  • Wij sjaukelen elke zondagochtend naar het strand.
  • Zij sjaukelen door de stad op zoek naar een cadeau.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sjaukelen with some of the pronouns.

  • Ik sjaukelde vroeger altijd naar school.
  • Jij sjaukelde gisteren met je fiets door de straat.
  • Hij sjaukelde langzaam langs de rivier.
  • Wij sjaukelden elke avond door het park.
  • Zij sjaukelden samen naar de bioscoop.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sjaukelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gesjaukeld tijdens mijn vakantie.
  • Jij bent al vaak gesjaukeld in deze buurt.
  • Hij heeft gisteren veel gesjaukeld in het bos.
  • Wij zijn vorige week naar de markt gesjaukeld.
  • Zij hebben nog nooit gesjaukeld in die stad.