foeteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | foeter | foeterde | heb gefoeterd |
jij, je, u | foetert | foeterde | hebt gefoeterd |
hij, zij, het | foetert | foeterde | heeft gefoeterd |
wij | foeteren | foeterden | hebben gefoeterd |
jullie | foeteren | foeterden | hebben gefoeterd |
zij, ze | foeteren | foeterden | hebben gefoeterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Foeteren with some of the pronouns.
- Ik foeter op mijn buurman omdat hij altijd te laat is.
- Jij foetert vaak op je collega's over hun slordigheid.
- Hij foetert tegen de scheidsrechter vanwege zijn beslissingen.
- Zij foetert op haar kinderen als ze niet luisteren.
- Wij foeteren op de regering vanwege het gebrek aan actie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Foeteren with some of the pronouns.
- Ik foeterde op mijn buurman omdat hij altijd lawaai maakte.
- Jij foeterde regelmatig op je collega's over hun luiheid.
- Hij foeterde tegen de scheidsrechter over zijn onrechtvaardige beslissingen.
- Zij foeterde op haar kinderen toen ze hun kamer niet opruimden.
- Wij foeterden op de regering vanwege haar gebrek aan daadkracht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Foeteren with some of the pronouns.
- Ik heb gefoeterd op mijn buurman vanwege zijn luidruchtige feesten.
- Jij hebt vaak gefoeterd op je collega's over hun gebrek aan samenwerking.
- Hij heeft tegen de scheidsrechter gefoeterd vanwege zijn partijdigheid.
- Zij heeft op haar kinderen gefoeterd toen ze ruzie maakten.
- Wij hebben op de regering gefoeterd voor het negeren van onze bezorgdheden.