optroeven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | troef op | troefde op | heb opgetroefd |
jij, je, u | troeft op | troefde op | hebt opgetroefd |
hij, zij, het | troeft op | troefde op | heeft opgetroefd |
wij | troeven op | troefden op | hebben opgetroefd |
jullie | troeven op | troefden op | hebben opgetroefd |
zij, ze | troeven op | troefden op | hebben opgetroefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Optroeven with some of the pronouns.
- Ik troef de concurrentie af.
- Jij troeft de concurrentie af.
- Hij troeft de concurrentie af.
- Wij troeven de concurrentie af.
- Zij troeven de concurrentie af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Optroeven with some of the pronouns.
- Ik troefde de concurrentie af.
- Jij troefde de concurrentie af.
- Hij troefde de concurrentie af.
- Wij troefden de concurrentie af.
- Zij troefden de concurrentie af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Optroeven with some of the pronouns.
- Ik heb de concurrentie afgetroefd.
- Jij hebt de concurrentie afgetroefd.
- Hij heeft de concurrentie afgetroefd.
- Wij hebben de concurrentie afgetroefd.
- Zij hebben de concurrentie afgetroefd.