solveren

Conjugations List of Solveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksolveersolveerdeheb gesolveerd
jij, je, usolveertsolveerdehebt gesolveerd
hij, zij, hetsolveertsolveerdeheeft gesolveerd
wijsolverensolveerdenhebben gesolveerd
julliesolverensolveerdenhebben gesolveerd
zij, zesolverensolveerdenhebben gesolveerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Solveren with some of the pronouns.

  • Ik los het probleem op.
  • Jij lost het vraagstuk op.
  • Hij/zij/het lost de puzzel op.
  • Wij lossen de conflicten op.
  • Jullie lossen de moeilijkheden op.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Solveren with some of the pronouns.

  • Ik loste het probleem op.
  • Jij loste het vraagstuk op.
  • Hij/zij/het loste de puzzel op.
  • Wij losten de conflicten op.
  • Jullie losten de moeilijkheden op.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Solveren with some of the pronouns.

  • Ik heb het probleem opgelost.
  • Jij hebt het vraagstuk opgelost.
  • Hij/zij/het heeft de puzzel opgelost.
  • Wij hebben de conflicten opgelost.
  • Jullie hebben de moeilijkheden opgelost.