langstrekken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trek langs | trok langs | ben langsgetrokken |
jij, je, u | trekt langs | trok langs | bent langsgetrokken |
hij, zij, het | trekt langs | trok langs | is langsgetrokken |
wij | trekken langs | trokken langs | zijn langsgetrokken |
jullie | trekken langs | trokken langs | zijn langsgetrokken |
zij, ze | trekken langs | trokken langs | zijn langsgetrokken |
PresensBeta
Example presens sentences for Langstrekken with some of the pronouns.
- Ik trek lang.
- Jij trekt lang.
- Hij/Zij/Het trekt lang.
- Wij trekken lang.
- Jullie trekken lang.
- Zij trekken lang.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Langstrekken with some of the pronouns.
- Ik trok lang.
- Jij trok lang.
- Hij/Zij/Het trok lang.
- Wij trokken lang.
- Jullie trokken lang.
- Zij trokken lang.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Langstrekken with some of the pronouns.
- Ik heb langgetrokken.
- Jij hebt langgetrokken.
- Hij/Zij/Het heeft langgetrokken.
- Wij hebben langgetrokken.
- Jullie hebben langgetrokken.
- Zij hebben langgetrokken.