overeenstemmen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stem overeen | stemde overeen | heb overeengestemd |
jij, je, u | stemt overeen | stemde overeen | hebt overeengestemd |
hij, zij, het | stemt overeen | stemde overeen | heeft overeengestemd |
wij | stemmen overeen | stemden overeen | hebben overeengestemd |
jullie | stemmen overeen | stemden overeen | hebben overeengestemd |
zij, ze | stemmen overeen | stemden overeen | hebben overeengestemd |
PresensBeta
Example presens sentences for Overeenstemmen with some of the pronouns.
- Ik stem overeen met je standpunt.
- Jij stemt overeen met de voorwaarden.
- Hij of zij stemt overeen met de regels.
- Wij stemmen overeen met de planning.
- Jullie stemmen overeen met de beslissing.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overeenstemmen with some of the pronouns.
- Ik stemde overeen met je argumenten.
- Jij stemde overeen met mijn ideeën.
- Hij of zij stemde overeen met de oplossing.
- Wij stemden overeen met de maatregelen.
- Jullie stemden overeen met de veranderingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overeenstemmen with some of the pronouns.
- Ik heb overeengestemd met het akkoord.
- Jij hebt overeengestemd met de eisen.
- Hij of zij heeft overeengestemd met de uitkomst.
- Wij hebben overeengestemd met de aanpassingen.
- Jullie hebben overeengestemd met de voorstellen.