droogleggen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | leg droog | legde droog | heb drooggelegd |
jij, je, u | legt droog | legde droog | hebt drooggelegd |
hij, zij, het | legt droog | legde droog | heeft drooggelegd |
wij | leggen droog | legden droog | hebben drooggelegd |
jullie | leggen droog | legden droog | hebben drooggelegd |
zij, ze | leggen droog | legden droog | hebben drooggelegd |
PresensBeta
Example presens sentences for Droogleggen with some of the pronouns.
- Ik droogleg
- Jij drooglegt
- Hij/Zij/Het drooglegt
- Wij droogleggen
- Jullie droogleggen
- Zij droogleggen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Droogleggen with some of the pronouns.
- Ik drooglegde
- Jij drooglegde
- Hij/Zij/Het drooglegde
- Wij drooglegden
- Jullie drooglegden
- Zij drooglegden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Droogleggen with some of the pronouns.
- Ik heb drooggelegd
- Jij hebt drooggelegd
- Hij/Zij/Het heeft drooggelegd
- Wij hebben drooggelegd
- Jullie hebben drooggelegd
- Zij hebben drooggelegd