ronddraaien

Conjugations List of Ronddraaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdraai ronddraaide rondheb rondgedraaid
jij, je, udraait ronddraaide rondhebt rondgedraaid
hij, zij, hetdraait ronddraaide rondheeft rondgedraaid
wijdraaien ronddraaiden rondhebben rondgedraaid
julliedraaien ronddraaiden rondhebben rondgedraaid
zij, zedraaien ronddraaiden rondhebben rondgedraaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Ronddraaien with some of the pronouns.

  • Ik draai rond op de draaimolen.
  • De aarde draait rond om haar eigen as.
  • De ballerina draait elegant rond op het podium.
  • Kun je de sleutel ronddraaien in het slot?
  • We draaien de muziek harder en dansen rond in de kamer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ronddraaien with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, draaide ik vaak in het rond op de schommel.
  • Vroeger draaide de windmolen langzaam rond in de wind.
  • Ze draaiden samen in het rond tijdens de polonaise.
  • Als kind draaide hij eindeloos rondjes om de tafel.
  • Gisteren draaiden we rondjes op de carrousel in het park.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ronddraaien with some of the pronouns.

  • Hij heeft rondgedraaid op zijn skates.
  • Zij hebben de taart rondgedraaid zodat iedereen kon zien.
  • Ik ben meerdere keren rondgedraaid op het draaihekje.
  • We hebben de stoelen rondgedraaid voor een beter uitzicht.
  • Hebben jullie de film al rondgedraaid?