minnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | min | minde | heb gemind |
jij, je, u | mint | minde | hebt gemind |
hij, zij, het | mint | minde | heeft gemind |
wij | minnen | minden | hebben gemind |
jullie | minnen | minden | hebben gemind |
zij, ze | minnen | minden | hebben gemind |
PresensBeta
Example presens sentences for Minnen with some of the pronouns.
- Ik min mijn partner.
- Jij mint de natuur.
- Hij/zij mint kunst en cultuur.
- Wij minnen elkaar intens.
- Jullie minnen het leven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Minnen with some of the pronouns.
- Ik minde hem/haar vurig.
- Jij minde de oude tradities.
- Hij/zij minde de zonsondergangen.
- Wij mindden elkaar onvoorwaardelijk.
- Jullie mindden de gelukkige herinneringen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Minnen with some of the pronouns.
- Ik heb gemind in mijn jeugd.
- Jij hebt de ware liefde gemind.
- Hij/zij heeft de tederheid gemind.
- Wij hebben romantische momenten gemind.
- Jullie hebben de schoonheid van de wereld gemind.